[NL A1] Preposities van tijd — Selecteer de logische optie

Question 1 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik leer al Nederlands ( sinds, in, om, op ) vorig jaar.

Explanation

Question 2 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Kerstmis is een feestdag ( in, om, op, uit ) december.

Explanation

Question 3 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

We leren elke dag Nederlands ( van, sinds, al, om ) half twaalf tot één uur.

Explanation

Question 4 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Hij gaat ( in, sinds, met, op ) de zomer op vakantie naar Finland.

Explanation

Question 5 of 20

2

Select from the dropdown lists to complete the text.

Het is nu kwart ( voor, over, om, op ) twee. De vergadering begint ( om, op, na, naar ) twee uur.

Explanation

Question 6 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Nieuwjaar is precies een week ( na, over, voor, met ) Kerstmis.

Explanation

Question 7 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

We hebben geen werk ( op, om, voor, in ) de nationale feestdag.

Explanation

Question 8 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De lente begint ( in, op, om, met ) maart.

Explanation

Question 9 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Het sneeuwt nog ( tot, op, met, voor ) zaterdag, drie dagen in totaal.

Explanation

Question 10 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Sarah werkt daar al ( sinds, van, tot, in ) 2019.

Explanation

Question 11 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik werk soms ook ( in, op, met, tot ) het weekend...

Explanation

Question 12 of 20

2

Select from the dropdown lists to complete the text.

Mijn kinderen hebben woensdag les ( tot, om, van, sinds ) 12 uur. ( In, Om, 's, Op ) de namiddag zijn ze thuis.

Explanation

Question 13 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Wanneer verjaar jij? — ( Op, Om, Over, Met ) 16 mei!

Explanation

Question 14 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Hij heeft geen lunchpauze, dus hij eet niet ( tot, om, in, op ) 's avonds.

Explanation

Question 15 of 20

2

Select from the dropdown lists to complete the text.

De meeste mensen werken ( van, in, sinds, op ) maandag ( tot, op, van, naar ) vrijdag.

Explanation

Question 16 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

( In, Om, Met, Op ) de winter is het heel koud.

Explanation

Question 17 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Het regent vaak ( in, van, op, voor ) september en oktober.

Explanation

Question 18 of 20

1

Select from the dropdown list to complete the text.

( In, Om, Op, Tot ) november is het 's ochtends regelmatig mistig.

Explanation

Question 19 of 20

2

Select from the dropdown lists to complete the text.

— Wanneer komt Tom?
— Niet ( voor, om, na, in ) zes uur... Hij moet werken ( tot, met, om, van ) half zes en het duurt een uur met de auto.

Explanation

Question 20 of 20

2

Select from the dropdown lists to complete the text.

De lessen beginnen ( op, van, om, sinds ) maandag en eindigen ( op, tot, over, om ) vrijdag.

Explanation

	Created by Yatalu ⠀ about 3 years ago

NT2 Quiz on [NL A1] Preposities van tijd — Selecteer de logische optie, created by Yatalu ⠀ on 01/03/2021.

[NL A1] Preposities van tijd — Selecteer de logische optie

Question 1 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik leer al Nederlands sinds in om op( sinds, in, om, op ) vorig jaar.

Explanation

Question 2 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Kerstmis is een feestdag in om op uit( in, om, op, uit ) december.

Explanation

Question 3 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

We leren elke dag Nederlands van sinds al om( van, sinds, al, om ) half twaalf tot één uur.

Explanation

Question 4 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Hij gaat in sinds met op( in, sinds, met, op ) de zomer op vakantie naar Finland.

Explanation

Question 5 of 20

Select from the dropdown lists to complete the text.

Het is nu kwart voor over om op( voor, over, om, op ) twee. De vergadering begint om op na naar( om, op, na, naar ) twee uur.

Explanation

Question 6 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Nieuwjaar is precies een week na over voor met( na, over, voor, met ) Kerstmis.

Explanation

Question 7 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

We hebben geen werk op om voor in( op, om, voor, in ) de nationale feestdag.

Explanation

Question 8 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

De lente begint in op om met( in, op, om, met ) maart.

Explanation

Question 9 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Het sneeuwt nog tot op met voor( tot, op, met, voor ) zaterdag, drie dagen in totaal.

Explanation

Question 10 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Sarah werkt daar al sinds van tot in( sinds, van, tot, in ) 2019.

Explanation

Question 11 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik werk soms ook in op met tot( in, op, met, tot ) het weekend...

Explanation

Question 12 of 20

Select from the dropdown lists to complete the text.

Mijn kinderen hebben woensdag les tot om van sinds( tot, om, van, sinds ) 12 uur. In Om 's Op( In, Om, 's, Op ) de namiddag zijn ze thuis.

Explanation

Question 13 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Wanneer verjaar jij? — Op Om Over Met( Op, Om, Over, Met ) 16 mei!

Explanation

Question 14 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Hij heeft geen lunchpauze, dus hij eet niet tot om in op( tot, om, in, op ) 's avonds.

Explanation

Question 15 of 20

Select from the dropdown lists to complete the text.

De meeste mensen werken van in sinds op( van, in, sinds, op ) maandag tot op van naar( tot, op, van, naar ) vrijdag.

Explanation

Question 16 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

In Om Met Op( In, Om, Met, Op ) de winter is het heel koud.

Explanation

Question 17 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

Het regent vaak in van op voor( in, van, op, voor ) september en oktober.

Explanation

Question 18 of 20

Select from the dropdown list to complete the text.

In Om Op Tot( In, Om, Op, Tot ) november is het 's ochtends regelmatig mistig.

Explanation

Question 19 of 20

Select from the dropdown lists to complete the text.

— Wanneer komt Tom? — Niet voor om na in( voor, om, na, in ) zes uur... Hij moet werken tot met om van( tot, met, om, van ) half zes en het duurt een uur met de auto.

Explanation

Question 20 of 20

Select from the dropdown lists to complete the text.

Ik leer al Nederlands ( sinds, in, om, op ) vorig jaar.

Kerstmis is een feestdag ( in, om, op, uit ) december.

We leren elke dag Nederlands ( van, sinds, al, om ) half twaalf tot één uur.

Hij gaat ( in, sinds, met, op ) de zomer op vakantie naar Finland.

Het is nu kwart ( voor, over, om, op ) twee. De vergadering begint ( om, op, na, naar ) twee uur.

Nieuwjaar is precies een week ( na, over, voor, met ) Kerstmis.

We hebben geen werk ( op, om, voor, in ) de nationale feestdag.

De lente begint ( in, op, om, met ) maart.

Het sneeuwt nog ( tot, op, met, voor ) zaterdag, drie dagen in totaal.

Sarah werkt daar al ( sinds, van, tot, in ) 2019.

Ik werk soms ook ( in, op, met, tot ) het weekend...

Mijn kinderen hebben woensdag les ( tot, om, van, sinds ) 12 uur. ( In, Om, 's, Op ) de namiddag zijn ze thuis.

Wanneer verjaar jij? — ( Op, Om, Over, Met ) 16 mei!

Hij heeft geen lunchpauze, dus hij eet niet ( tot, om, in, op ) 's avonds.

De meeste mensen werken ( van, in, sinds, op ) maandag ( tot, op, van, naar ) vrijdag.

( In, Om, Met, Op ) de winter is het heel koud.

Het regent vaak ( in, van, op, voor ) september en oktober.

( In, Om, Op, Tot ) november is het 's ochtends regelmatig mistig.

— Wanneer komt Tom?
— Niet ( voor, om, na, in ) zes uur... Hij moet werken ( tot, met, om, van ) half zes en het duurt een uur met de auto.

De lessen beginnen ( op, van, om, sinds ) maandag en eindigen ( op, tot, over, om ) vrijdag.