femke.23.06
Quiz by , created more than 1 year ago

Minor Levenloopbegeleiding Autisme II

45
0
0
femke.23.06
Created by femke.23.06 over 8 years ago
Close

Minor Levenloopbegeleiding Autisme II

Question 1 of 34

1

Autisme heeft een triade aan kenmerken, namelijk; kwalitatieve problemen op het gebied van sociaal contact, communicatie en verbeelding.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 2 of 34

1

Het gefragmenteerd of gedetailleerd waarnemen valt onder welke theorie?

Select one of the following:

  • Centrale coherentie.

  • Theory of Mind.

  • Executieve functies.

Explanation

Question 3 of 34

1

Het kunnen starten en stoppen van een activiteit valt onder welke theorie?

Select one of the following:

  • Centrale coherentie.

  • Theory of Mind

  • Executieve functies

Explanation

Question 4 of 34

1

De TOM, CC en EF vormen samen een omvattende verklaring voor alle aspecten bij autisme.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 5 of 34

1

Kinderen met autisme kunnen details wel samenvoegen tot een geheel, dit kost echter tijd.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 6 of 34

1

Waar staat MAS1P voor?

Select one of the following:

  • Mental Age Spectrum within 1 Part

  • Mental Age Spectrum within 1 Person

  • Mental Asperger Syndrome within 1 Part

Explanation

Question 7 of 34

1

Het socioschema doorloopt de volgende stappen...

Select one of the following:

  • 'Ik' als eerste bouwsteen, onderscheid tussen mens, voorwerp en besef van de ander en als laatste het 'niet-ik'.

  • Onderscheid tussen mensen, voorwerp en besef van de ander, 'ik' en als laatste het 'niet-ik'.

  • 'Ik' als eerste bouwsteen, 'niet-ik' en als laatste onderscheid tussen mens, voorwerp en besef van de ander.

Explanation

Question 8 of 34

1

Informatie in de Theory of Mind van iemand met autisme is wel beschikbaar, maar wordt niet omgezet in gedrag.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 9 of 34

1

De ik-anderdifferentiatie valt onder het psychische gedeelte van het socioschema.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 10 of 34

1

Het fysieke gedeelte van het socioschema bestaat uit...

Select one of the following:

  • Het lichaamsschema, grenzen van het lichaam en het functioneren van het lichaam.

  • Het lichaamsschema, functioneren van het lichaam en de ik-anderdifferentiatie.

  • Het lichaamsschema, grenzen van het lichaam en de ik-anderdifferentiatie.

Explanation

Question 11 of 34

1

Kinderen met autisme hebben een beter kortetermijngeheugen dan langetermijngeheugen.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 12 of 34

1

Welke stelling is onjuist?
Stelling 1: Feitelijke kennis wordt door kinderen met autisme beter opgeslagen.
Stelling 2: Gebeurtenissen met emotionele lading worden beter onthouden.

Select one of the following:

  • Stelling 1 is onjuist.

  • Stelling 2 is onjuist.

  • Beide stellingen zijn onjuist.

  • Beide stellingen zijn juist.

Explanation

Question 13 of 34

1

De ik-anderdifferentiatie stimuleert de TOM.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 14 of 34

1

Oog voor detail is bij PDD-NOS sterker in vergelijking met Asperger of de Kanner-vorm.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 15 of 34

1

Hoe noemt men de eigen gevormde taal die sommige kinderen met autisme hebben?

Select one of the following:

  • Idiosyncratische taal.

  • Shared vocabulary.

  • Neologisme.

Explanation

Question 16 of 34

1

Mensen met het syndroom van Asperger zijn vaak ...

Select one of the following:

  • heel ordelijk.

  • heel chaotisch.

  • ordelijk of chaotisch.

Explanation

Question 17 of 34

1

Welke stelling is onjuist?
Stelling 1: Kinderen met klassiek autisme zijn veelal teruggetrokken.
Stelling 2: Kinderen met het syndroom van Asperger zijn veelal sociaal onhandig.
Stelling 3: Kinderen met PDD-NOS hebben veelal woede uitbarstingen.

Select one of the following:

  • Alle stellingen zijn onjuist.

  • Alle stellingen zijn juist.

  • Stelling 1 is onjuist.

  • Stelling 3 is onjuist.

  • Stelling 2 is onjuist.

Explanation

Question 18 of 34

1

Kinderen met autisme kunnen heel goed de nuance aanbrengen tussen 'gekozen' en 'onbeheerst' gedrag.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 19 of 34

1

Kinderen met autisme zijn gevoelig voor gezag.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 20 of 34

1

Kinderen met autisme vermijden oogcontact niet, maar wenden hun blik af om zich te kunnen concentreren.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 21 of 34

1

De behoefte aan privacy is bij kinderen met autisme hoger.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 22 of 34

1

Kinderen met PDD-NOS en het syndroom van Asperger doen erg hun best om in contact te komen met anderen.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 23 of 34

1

Kinderen die misleidingen in de TOM-test begrijpen zijn vaker oneerlijk of liegen meer.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 24 of 34

1

Kinderen kunnen pas getraind worden als ze daar echt rijp voor zijn.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 25 of 34

1

Sociale vaardigheden kunnen pas ontwikkeld worden als er sociaal inzicht is.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 26 of 34

1

Bij verandering in het programma is het belangrijk om eerst te benoemen wat er niet gaat gebeuren en vervolgens wat er wel gaat gebeuren.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 27 of 34

1

Het aanleren van nieuw gedrag in één keer wordt ook wel 'flooding' genoemd.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 28 of 34

1

Een kind trekt een trui en en op hetzelfde moment begint de hond te blaffen. Waar valt dit onder?

Select one of the following:

  • Oorzakelijk denken.

  • Egocentrisch denken.

  • Magisch denken.

  • Parasyntactisch denken.

Explanation

Question 29 of 34

1

Kinderen met autisme zien liever kwantiteit dan kwaliteit.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 30 of 34

1

Straffen is een goede manier om ongewenst gedrag af te leren.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 31 of 34

1

Bij het stimuleren van de ik-anderdifferentiatie is het van belang om draagvlak te creëren en kindgerichte doelen te stellen.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 32 of 34

1

In een symbiotische relatie wordt de ik-anderdifferentiatie gestimuleerd.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 33 of 34

1

De seksuele ontwikkeling van kinderen met autisme loopt gelijk aan de ontwikkeling van andere kinderen.

Select one of the following:

  • True
  • False

Explanation

Question 34 of 34

1

Een kind kan niet rekenen op zijn ouders en gaat niet te diep in contact met mensen. Onder welke opvoedingsstijl valt dit?

Select one of the following:

  • Consistent responsief.

  • Consistent onresponsief.

  • Responsief naar eigen wens.

  • Wisselvallig responsief.

Explanation