Created by Aurely Hoekstra
about 7 years ago
|
||
hebben, houden
van plan
gaan
die, dat
uitnodigen
hij, zij, het, deze, dit, die, dat
wanneer
terugkeren, - gaan
als niet, behalve, dan
eten
redding, welzijn
recht, juis
gast, gastheer
oversteken
verhinderen
getal, aantal
groeien, toenemen
vreemd, vreemde
rijk
nog niet
te gronde gaan, omkomen
spreken over
geen
staat, stad, stam
over, aan de overkant van
zitplaats, zetel, stoel, woonplaats
onder
oever
oefenen, uitoefenen