oefen toets fysio blok 1

Descrição

Quiz sobre oefen toets fysio blok 1, criado por Floris Spliet em 31-10-2014.
Floris Spliet
Quiz por Floris Spliet, atualizado more than 1 year ago
Floris Spliet
Criado por Floris Spliet mais de 9 anos atrás
458
0

Resumo de Recurso

Questão 1

Questão
Het endomysium bevindt zich rondom de :
Responda
  • 1. hele spier - epimysium
  • 2. fasciculus - perimysium
  • 3. spiervezel – omheen / tussen de vezels

Questão 2

Questão
Het perimysium is het vlies bindweefsel rondom de:
Responda
  • 1. spiervezel
  • 2. fasciculus
  • 3. hele spier

Questão 3

Questão
Het bindweefselvlies dat de spier omhult heet:
Responda
  • 1. endomysium
  • 2. epimysium
  • 3. perimysium

Questão 4

Questão
Sarcomeren zijn opgebouwd uit:
Responda
  • 1. fibrillen – een bundel van filamenten
  • 2. filamenten – actine en myosine filamenten
  • 3. myocyten - spiercellen

Questão 5

Questão
Dikke filamenten worden gevormd door:
Responda
  • 1. actine
  • 2. myosine
  • 3. tinine

Questão 6

Questão
Dunne filamenten worden gevormd door:
Responda
  • 1. actine
  • 2. myosine
  • 3. tinine

Questão 7

Questão
Sarcomeren zijn de functionele eenheden van de spier.
Responda
  • True
  • False

Questão 8

Questão
Sarcomeren bevinden zich tussen:
Responda
  • 1. A-banden – is de gehele lengte van de myosine
  • 2. H-banden – is myosine zonder overlapping van actine, in contractie is deze er dus niet
  • 3. Z-schijven – Z-lijnen of Z-disc

Questão 9

Questão
Het sarcoplasmatisch reticulum (SR) is:
Responda
  • 1. het bindweefselvlies rondom de spiervezel - epimysium
  • 2. een depot (opslagplaats) in de spiervezel – SR is het buisjessysteem om de spier heen waarin het Ca+ wordt opgeslagen en wanneer dit nodig is voor contractie laat het SR dat vrij in de spier.
  • 3. de functionele eenheid van de spier - sarcomeer

Questão 10

Questão
Welke uitspraak over het sarcotubulaire systeem is juist?
Responda
  • 1. het speelt een rol bij de voortgeleiding van de prikkel – het buisjessysteem heb je nodig om het Ca+ vrij te laten om de spier te contraheren
  • 2. het bestaat uit contractiele(aan te spannen) delen
  • 3. het is dient als versteviging voor de bloedvaten in de spier

Questão 11

Questão
Arteriolen in de spier dienen voor de bloedafvoer uit de spier.:
Responda
  • True
  • False

Questão 12

Questão
De motorische eindplaat bevindt zich tussen:
Responda
  • 1. sarcotubulair systeem en myosine
  • 2. spiervezelmembraan en myofilamenten
  • 3. zenuwvezel en spiervezel – zenuwvezel brengt de prikkel naar de spiervezel, aan het einde van de zenuwvezel zit een soort plaatje waar de prikkel aan de spiervezel wordt gegeven, waardoor hij gaat contraheren.

Questão 13

Questão
Myofilamenten zijn opgebouwd uit myofibrillen
Responda
  • True
  • False

Questão 14

Questão
Een fasciculus is opgebouwd uit vezels.
Responda
  • True
  • False

Questão 15

Questão
Een spier die met zijn twee koppen één gewricht overspant noemen we een
Responda
  • 1. biarticulaire spier – over twee gewricten heen (zoals biceps brachii)
  • 2. monoarticulaire spier – mono betekend 1 en articulair betekend gewricht.
  • 3. polyarticulaire spier – over meedere gewrichten

Questão 16

Questão
Spiervezel type IIx is een rode vezel.
Responda
  • True
  • False

Questão 17

Questão
Type IIa spiervezels zijn … dan/als type IIx spiervezels:
Responda
  • 1. even snel – beide IIa en IIx vallen onder de witte snelle spiervezels en zijn dus even snel
  • 2. langzamer
  • 3. sneller

Questão 18

Questão
De meest geschikte spiervezel voor duuractiviteiten is de
Responda
  • 1. type I vezel
  • 2. type IIa vezel
  • 3. type IIx vezel

Questão 19

Questão
Myosine koppen hebben calcium ionen nodig om een crossbridge te maken
Responda
  • True
  • False

Questão 20

Questão
ATP is nodig om de crossbridges tussen de myofilamentent verbreken
Responda
  • True
  • False

Questão 21

Questão
Bij een contractie kunnen de Z lijnen (schijven)/ disc verder uit elkaar komen te liggen.
Responda
  • True
  • False

Questão 22

Questão
Het troponine complex:
Responda
  • 1. bedekt de receptorplaats voor myosine – troponine en tropomyosine samen is het troponine complex
  • 2. geleidt de prikkel
  • 3. pompt het calcium terug

Questão 23

Questão
ls je een spier 30% ten opzichte van de rustlengte stretcht kun je .. crossbridges maken dan/als in de rustlengte.
Responda
  • 1. evenveel
  • 2. meer
  • 3. minder

Questão 24

Questão
Rigor mortis (lijkstijfheid) is een gevolg van:
Responda
  • 1. ATP gebrek
  • 2. calcium in het sarcoplasma
  • 3. verval van filamenten

Questão 25

Questão
Wat gebeurt er met de H-band bij een concentrische contractie?
Responda
  • 1. deze wordt breder
  • 2. deze wordt smaller
  • 3. verandert niet

Questão 26

Questão
ATP is nodig voor de heropname van calcium in het sarcoplasmatisch reticulum.
Responda
  • True
  • False

Questão 27

Questão
De release(vrijkomen) van calcium uit het sarcoplasmatisch reticulum(SR) is een reactie op:
Responda
  • 1. het beëindigen van de contractie
  • 2. een impuls uit een zenuwvezel – prikkel komt aan bij spiervezel, Ca+ is nodig voor contractie en komt dus uit het SR vrij
  • 3. het vrijkomen van ATP

Questão 28

Questão
Fijnmotorische bezigheden vereisen … motorische eenheden.
Responda
  • 1. grote
  • 2. kleine

Questão 29

Questão
Het aantal spiervezels in een motorische eenheid bepaalt de grootte van de motorische eenheid.
Responda
  • True
  • False

Questão 30

Questão
Een motorische eenheid bevat meerdere motorische neuronen(zenuwcellen).
Responda
  • True
  • False

Questão 31

Questão
Tijdens een contractie wisselen motorische eenheden elkaar zo mogelijk af.
Responda
  • True
  • False

Questão 32

Questão
Myoglobine(myo is spier, globine is eiwit)= zuurstofbindende eiwit zorgt voor een voorraad … in de spier.
Responda
  • 1. bloed
  • 2. glycogeen
  • 3. zuurstof

Questão 33

Questão
De Krebs cyclus met de oxidatieve fosforylering(pyrondruivenzuur met zuurstof afbreken tot 36ATP) zorgen voor … moleculen ATP per molecuul glucose.
Responda
  • 1. 1
  • 2. 3
  • 3. 36

Questão 34

Questão
Lactaat wordt gevormd bij de;
Responda
  • 1. aërobe stofwisseling
  • 2. glycolyse
  • 3. splitsing van creatine fosfaat

Questão 35

Questão
Aëroob metabolisme valt niet te combineren met anaëroob metabolisme in een spiercel.
Responda
  • True
  • False

Questão 36

Questão
Om een marathon te lopen heb je het meeste aan je …
Responda
  • 1. creatinefosfaat
  • 2. glycolyse
  • 3. Krebs cyclus / oxidatieve fosforylering

Questão 37

Questão
Creatinefosfaat is een bron van ATP bij:
Responda
  • 1. de start van een beweging
  • 2. het volhouden van een beweging
  • 3. zowel de start als het volhouden van een beweging

Questão 38

Questão
Een spier die gelijk van lengte blijft terwijl hij aanspant maakt een … contractie
Responda
  • 1. concentrische
  • 2. excentrische
  • 3. isometrische

Questão 39

Questão
Welke contractie valt zonder apparatuur nauwelijks te maken:
Responda
  • 1. isometrisch
  • 2. isotoon
  • 3. statisch

Questão 40

Questão
Welke contractie vorm behoort tot de statische contractie:
Responda
  • 1. concentrisch
  • 2. isotoon
  • 3. isometrisch

Questão 41

Questão
Spieren die een tegengestelde werking hebben noemt men:
Responda
  • 1. agonisten
  • 2. antagonisten
  • 3. synergisten

Questão 42

Questão
Synergisten zijn spieren die:
Responda
  • 1. elkaar tegenwerken
  • 2. elkaars werking niet beïnvloeden
  • 3. dezelfde beweging veroorzaken

Questão 43

Questão
Een verbetering van het cardiovasculaire(het vervoer van zuurstof in bloedvaten) mechanisme voor O2 = zuurstof transport is een belangrijke factor voor het verbeteren van het duuruithoudingsvermogen
Responda
  • True
  • False

Questão 44

Questão
Een verbetering van het musculaire mechanisme voor O2 verbruik transport is een belangrijke factor voor het verbeteren van het duuruithoudingsvermogen.
Responda
  • True
  • False

Questão 45

Questão
Anaeroob uithoudingsvermogen is het vermogen van de spieren om bij …, een korte tijd arbeid te verrichten.
Responda
  • 1. in de cel opgeslagen zuurstof
  • 2. onvoldoende aangevoerde zuurstof
  • 3. voldoende aangevoerde zuurstof

Questão 46

Questão
Lactaat vorming vindt plaats als de spiercellen een tekort aan glucose hebben.
Responda
  • True
  • False

Questão 47

Questão
Om de prestaties op de sprint te verbeteren moet vooral het aërobe uithoudingsvermogen verbeterd worden
Responda
  • True
  • False

Questão 48

Questão
De VO2max(percentage zuurstof wat opgenomen wordt in je bloed) is de maximale hoeveelheid zuurstof die in de alveoli ingeademd kan worden
Responda
  • True
  • False

Questão 49

Questão
De VO2max wordt uitgedrukt in:
Responda
  • 1. ml
  • 2. ml/min
  • 3. ml/min per kg lichaamsgewicht

Questão 50

Questão
Onder het omslagpunt:
Responda
  • 1. is er te weinig O2 in der spier voor de energievoorziening
  • 2. wordt er veel pyrodruivenzuur omgezet in lactaat
  • 3. kun je in een steady state zitten

Questão 51

Questão
Bij het aërobe uithoudingsvermogen wordt gebruik gemaakt van de verbranding van koolhydraten en vetten.
Responda
  • True
  • False

Questão 52

Questão
Het duurvermogen van kinderen voor de puberteit is trainbaar.
Responda
  • True
  • False

Questão 53

Questão
De VO2max van kinderen voor de puberteit verbetert nauwelijks door training
Responda
  • True
  • False

Questão 54

Questão
De VO2max van kinderen in de puberteit verbetert nauwelijks door training.
Responda
  • True
  • False

Questão 55

Questão
Krachttraining bij jeugdigen (12-18 jaar) heeft tot gevolg:
Responda
  • 1. geen krachttoename, veel spierhypertrofie
  • 2. krachttoename met veel spierhypertrofie
  • 3. krachttoename zonder veel spierhypertrofie

Questão 56

Questão
De VO2max neemt toe tijdens de groei.
Responda
  • True
  • False

Questão 57

Questão
Het anaërobe vermogen van kinderen is (ook in verhouding) even groot als dat van volwassenen.
Responda
  • True
  • False

Questão 58

Questão
Bij meisjes neemt de VO2max toe tot en met de puberteit.
Responda
  • True
  • False

Questão 59

Questão
Om een maximaal resultaat te bereiken met training van het duuruithoudingsvermogen moet de overload … zijn.
Responda
  • 1. abrupt en cyclisch discontinue
  • 2. geleidelijk
  • 3. geleidelijk en cyclisch discontinu

Questão 60

Questão
Het effect van de LSD training (extensieve duurtraining) op mitochondrien is een:
Responda
  • 1. afname
  • 2. nihil
  • 3. toename

Questão 61

Questão
Een belangrijk effect van de LSD training (extensieve duurtraining) is een verhoogde capaciteit om vooral … te verbranden:
Responda
  • 1. eiwitten
  • 2. koolhydraten
  • 3. vetten

Questão 62

Questão
Bij een tempoduur training (intensieve duurtraining) moet de hartfrequentie … % van de HFmax zijn:
Responda
  • 1. 55
  • 2. 75
  • 3. 85 – 95% van je aerobe drempel

Questão 63

Questão
Bij een tempoduur training (intensieve duurtraining) wordt in een aantal blokken op een bepaalde hartfrequentie getraind. Hoeveel blokken zijn dit?
Responda
  • 3
  • 9
  • 12

Questão 64

Questão
Een tempoduur training (intensieve duurtraining) zorgt voor een verlaging van het omslagpunt.
Responda
  • True
  • False

Questão 65

Questão
Bij een fartlek (vaartspel) wordt geen schema gebruikt.
Responda
  • True
  • False

Questão 66

Questão
Bij een fartlek wordt er aëroob en anaëroob getraind.
Responda
  • True
  • False

Questão 67

Questão
Welke training is het meest geschikt voor een beginner die zijn aërobe vermogen wil trainen?
Responda
  • 1. fartlek
  • 2. interval
  • 3. LSD

Questão 68

Questão
De VO2 max wordt verbeterd door interval training.
Responda
  • 1. Juist
  • 2. onjuist
  • 3. De VO2max wordt verbeterd door tempoduur training

Questão 69

Questão
Bij een LSD training (extensieve duurtraining) moet de hartfrequentie … % van de HFmax zijn:
Responda
  • 55
  • 75
  • 85

Questão 70

Questão
Bij een tempoduur training (intensieve duurtraining) moet de hartfrequentie op … % van die van de aërobe drempel zitten:
Responda
  • 75
  • 85
  • 95

Questão 71

Questão
Bij welke training wordt er niet gewerkt met blokken van inspanning en relatieve rust?
Responda
  • 1. fartlek (vaartspel)
  • 2. LSD (extensieve duurtraining)
  • 3. tempoduur

Questão 72

Questão
Wat is de goede volgorde bij periodisering?
Responda
  • 1. extensief, intensief, rust
  • 2. intensief, extensief, rust

Questão 73

Questão
De VO2max wordt verbeterd door tempoduur training (intensieve duurtraining).
Responda
  • True
  • False

Questão 74

Questão
Bij het bepalen van de 1 RM bepaalt men de:
Responda
  • 1. explosieve kracht
  • 2. maximaalkracht
  • 3. snelkracht

Questão 75

Questão
Explosieve kracht is een vorm van:
Responda
  • 1. concentrische kracht
  • 2. dynamische kracht
  • 3. isometrische kracht

Questão 76

Questão
De beste manier om krachtuithoudingsvermogen te trainen is met zware gewichten (maximaal 10 herhalingen mogelijk).
Responda
  • True
  • False

Questão 77

Questão
Het is mogelijk een spierkracht trainingsprogramma te baseren op evidence based practice.
Responda
  • True
  • False

Questão 78

Questão
Met een isotoon= CONTRACTIES trainingsprogramma van drie keer per week met een drie series van 10 herhalingen is het voor een beginner mogelijk om zijn spierkracht met …% te doen toenemen.
Responda
  • 25
  • 45
  • 65

Questão 79

Questão
Met isometrische=STATISCH training is het mogelijk om de maximaalkracht met een paar % per week te doen toenemen.
Responda
  • True
  • False

Questão 80

Questão
Voor het gebruik in het dagelijks leven volstaat(is het nuttig) een isometrische training onder 1 gewrichtshoek.
Responda
  • True
  • False

Questão 81

Questão
Excentrische training kan het excentrisch vermogen verbeteren
Responda
  • True
  • False

Questão 82

Questão
Welk soort training is het best als je criterium de toename van de snelkracht(explosieve beweging) is?
Responda
  • 1. isokinetisch
  • 2. isometrisch
  • 3. isotoon

Questão 83

Questão
Welk soort training is het best als je criterium de aanpassing aan bewegingspatronen is?
Responda
  • 1. Isokinetisch
  • 2. isometrisch
  • 3. isotoon

Questão 84

Questão
Bij welk soort training is de kans op spierpijn het grootst?
Responda
  • 1. Isokinetisch
  • 2. Isometrisch
  • 3. isotoon

Questão 85

Questão
Isotone training is goedkoper uit te voeren dan isokinetische training.
Responda
  • True
  • False

Questão 86

Questão
Bij welk soort training is de kans op blessures het grootst?
Responda
  • 1. isokinetische training
  • 2. isometrische training
  • 3. isotone training

Questão 87

Questão
Bij intensieve interval training is er sprake van intervallen van inspanning met een hartfrequentie van … % van de HFmax:
Responda
  • 60
  • 80
  • 100

Questão 88

Questão
Door intervaltrainingen wordt je sneller.
Responda
  • True
  • False

Questão 89

Questão
Door intervaltrainingen wordt het aantal mitochondriën verminderd.
Responda
  • True
  • False

Questão 90

Questão
Smering, voeding en krachtverdeling in een gewricht zijn een functie van:
Responda
  • 1. kraakbeen
  • 2. periost
  • 3. synovia

Questão 91

Questão
De binnenbekleding van de gewrichtkapsel wordt gevormd door:
Responda
  • 1. ligamenten
  • Kraakbeen
  • 3. synoviaal membraan

Semelhante

PROPRIEDADES COLIGATIVAS
Yani
Simulado de história
Alessandra S.
Manual de Técnicas de Redação
Alessandra S.
Como estudar com eficiência
Alessandra S.
Literatura
neusamiotto
Enem 2
Robson Bueno
Revisão de Direito Penal
Alice Sousa
Sistema Digestório
Daniela Barreto3004
120 pegadinhas em lingua portuguesa parte 1
Fabio Lima
Escala de Coma de Glasgow
Vanessa Palauro