[NL A1] Verba: presens — Schrijven en kiezen: vorm typen

Descrição

Schrijf de correcte vorm van het werkwoord(verbum). Oefening op verba met -VEN en -ZEN.
Yatalu ⠀
Quiz por Yatalu ⠀, atualizado more than 1 year ago
Yatalu ⠀
Criado por Yatalu ⠀ mais de 3 anos atrás
198
0

Resumo de Recurso

Questão 1

Questão
beven → ik [blank_start]beef[blank_end]
Responda
  • beef

Questão 2

Questão
beven → het kind [blank_start]beeft[blank_end]
Responda
  • beeft

Questão 3

Questão
beven → [blank_start]beef[blank_end] je?
Responda
  • beef

Questão 4

Questão
bewijzen → ik [blank_start]bewijs[blank_end]
Responda
  • bewijs

Questão 5

Questão
bewijzen → [blank_start]bewijst[blank_end] u?
Responda
  • bewijst

Questão 6

Questão
bewijzen → we [blank_start]bewijzen[blank_end]
Responda
  • bewijzen

Questão 7

Questão
blijven → ik [blank_start]blijf[blank_end]
Responda
  • blijf

Questão 8

Questão
blijven → [blank_start]blijf[blank_end] je?
Responda
  • blijf

Questão 9

Questão
blijven → u [blank_start]blijft[blank_end]
Responda
  • blijft

Questão 10

Questão
blijven → wij [blank_start]blijven[blank_end]
Responda
  • blijven

Questão 11

Questão
blijven → hij [blank_start]blijft[blank_end]
Responda
  • blijft

Questão 12

Questão
drijven → het [blank_start]drijft[blank_end]
Responda
  • drijft

Questão 13

Questão
drijven → jullie [blank_start]drijven[blank_end]
Responda
  • drijven

Questão 14

Questão
drijven → ik [blank_start]drijf[blank_end]
Responda
  • drijf

Questão 15

Questão
geven → [blank_start]geef[blank_end] ik?
Responda
  • geef

Questão 16

Questão
geven → je [blank_start]geeft[blank_end]
Responda
  • geeft

Questão 17

Questão
geven → Francis [blank_start]geeft[blank_end]
Responda
  • geeft

Questão 18

Questão
geven → jullie [blank_start]geven[blank_end]
Responda
  • geven

Questão 19

Questão
graven → ik [blank_start]graaf[blank_end]
Responda
  • graaf

Questão 20

Questão
graven → Anne [blank_start]graaft[blank_end]
Responda
  • graaft

Questão 21

Questão
graven → we [blank_start]graven[blank_end]
Responda
  • graven

Questão 22

Questão
kiezen → ik [blank_start]kies[blank_end]
Responda
  • kies

Questão 23

Questão
kiezen → [blank_start]kiest[blank_end] u?
Responda
  • kiest

Questão 24

Questão
kiezen → Jo [blank_start]kiest[blank_end]
Responda
  • kiest

Questão 25

Questão
kleven → het [blank_start]kleeft[blank_end]
Responda
  • kleeft

Questão 26

Questão
kleven → ik [blank_start]kleef[blank_end]
Responda
  • kleef

Questão 27

Questão
leven → hij [blank_start]leeft[blank_end]
Responda
  • leeft

Questão 28

Questão
leven → [blank_start]leef[blank_end] jij?
Responda
  • leef

Questão 29

Questão
leven → het kind [blank_start]leeft[blank_end]
Responda
  • leeft

Questão 30

Questão
lezen → ik [blank_start]lees[blank_end]
Responda
  • lees

Questão 31

Questão
lezen → u [blank_start]leest[blank_end]
Responda
  • leest

Questão 32

Questão
lezen → de kinderen [blank_start]lezen[blank_end]
Responda
  • lezen

Questão 33

Questão
reizen → jij [blank_start]reist[blank_end]
Responda
  • reist

Questão 34

Questão
reizen → Berthold [blank_start]reist[blank_end]
Responda
  • reist

Questão 35

Questão
reizen → mijn vriend [blank_start]reist[blank_end]
Responda
  • reist

Questão 36

Questão
schrijven → ik [blank_start]schrijf[blank_end]
Responda
  • schrijf

Questão 37

Questão
schrijven → jij [blank_start]schrijft[blank_end]
Responda
  • schrijft

Questão 38

Questão
schrijven → Lotte [blank_start]schrijft[blank_end]
Responda
  • schrijft

Questão 39

Questão
sterven → [blank_start]sterft[blank_end] u?
Responda
  • sterft

Questão 40

Questão
sterven → je [blank_start]sterft[blank_end]
Responda
  • sterft

Questão 41

Questão
verliezen → [blank_start]verlies[blank_end] jij?
Responda
  • verlies

Questão 42

Questão
verliezen → [blank_start]verliezen[blank_end] we?
Responda
  • verliezen

Questão 43

Questão
verliezen → Stijn [blank_start]verliest[blank_end]
Responda
  • verliest

Questão 44

Questão
verven → ik [blank_start]verf[blank_end]
Responda
  • verf

Questão 45

Questão
verven → Martin en Joke [blank_start]verven[blank_end]
Responda
  • verven

Questão 46

Questão
vrezen → ik [blank_start]vrees[blank_end]
Responda
  • vrees

Questão 47

Questão
vrezen → [blank_start]vreest[blank_end] u?
Responda
  • vreest

Questão 48

Questão
vrezen → [blank_start]vreest[blank_end] hij?
Responda
  • vreest

Questão 49

Questão
vriezen → het [blank_start]vriest[blank_end]
Responda
  • vriest

Questão 50

Questão
vriezen → [blank_start]vriest[blank_end] het?
Responda
  • vriest

Questão 51

Questão
wijzen → hij [blank_start]wijst[blank_end]
Responda
  • wijst

Questão 52

Questão
wijzen → [blank_start]wijs[blank_end] ik?
Responda
  • wijs

Questão 53

Questão
wijzen → [blank_start]wijzen[blank_end] jullie?
Responda
  • wijzen

Questão 54

Questão
wuiven → [blank_start]wuif[blank_end] jij?
Responda
  • wuif

Questão 55

Questão
wuiven → u [blank_start]wuift[blank_end]
Responda
  • wuift

Questão 56

Questão
wuiven → [blank_start]wuift[blank_end] Lies?
Responda
  • wuift

Questão 57

Questão
wuiven → de meisjes [blank_start]wuiven[blank_end]
Responda
  • wuiven

Semelhante

[NL A1] Meervoud — Pluralis met -en: Schrijf de correcte vorm
Yatalu ⠀
[NL A1] Verba: presens — Studeren/luisteren
Yatalu ⠀
[NL A1] Pronomina: bezittelijk vnw — Noteer het vnw
Yatalu ⠀
[NL] Uitspraak - Lange of korte klinker?
Yatalu ⠀
[NL A1] Woorden (vocabulaire) — Klok (voor/over half): juist of fout?
Yatalu ⠀
[NL A1] Woorden (vocabulaire) — Klok (uur+half)
Yatalu ⠀
[NL A1] Cijfers en getallen — Noteer in cijfers (1-200)
Yatalu ⠀
[NL A1] Cijfers en getallen — Arrangeer (20-99)
Yatalu ⠀
[NL A1/A2] Lidwoorden (artikels) — De of het?
Yatalu ⠀
[NL A1] Verba: presens — Basisregel: vorm typen
Yatalu ⠀
[NL A2] Verba: perfectum — Participia (soft ketchup): vorm typen
Yatalu ⠀