Sterke werkwoorden - verleden tijd en voltooide tijd - level 1

Question 1

Lopen
Wat een pech! Het is allemaal anders [blank_start]gelopen[blank_end]!

Accepted Answer

gelopen

Question 2

Lopen
Gister [blank_start]liepen[blank_end] we daar.

Accepted Answer

liepen

Question 3

Schelden
Ze hebben hem verrot [blank_start]gescholden[blank_end]!

Accepted Answer

gescholden

Question 4

Schelden
De tennisser [blank_start]schold[blank_end] de scheidsrechter uit.

Accepted Answer

schold

Question 5

Schenden
De klas heeft de regels nog niet [blank_start]geschonden[blank_end].

Accepted Answer

geschonden

Question 6

Lijken
Het [blank_start]leek[blank_end] erop.

Accepted Answer

leek

Question 7

Lijken
Ze [blank_start]leken[blank_end] erg op de honden van de buren.

Accepted Answer

leken

Question 8

Lijken
Toen je klein was, heb je er op [blank_start]geleken[blank_end].

Accepted Answer

geleken

Question 9

Bederven
De melk [blank_start]bedierf[blank_end] snel buiten de koelkast.

Accepted Answer

bedierf

Question 10

Bederven
De vleeswaren waren [blank_start]bedorven[blank_end].

Accepted Answer

bedorven

Question 11

Bederven
De vissen [blank_start]bedierven[blank_end] in de zon.

Accepted Answer

bedierven

Question 12

Vliegen
De vogel was [blank_start]gevlogen[blank_end]!

Accepted Answer

gevlogen

Question 13

Vliegen
Wij [blank_start]vlogen[blank_end] vorige week terug.

Accepted Answer

vlogen

Question 14

Vliegen
De bal [blank_start]vloog[blank_end] met een grote boog door de lucht.

Accepted Answer

vloog

Question 15

Vragen
Zij heeft om hulp [blank_start]gevraagd[blank_end].

Accepted Answer

gevraagd

Question 16

Vragen
Vorige week [blank_start]vroegen[blank_end] we jou nog om mee te gaan.

Accepted Answer

vroegen

Question 17

Trekken
De tandarts heeft al zijn kiezen [blank_start]getrokken[blank_end]. Au!

Accepted Answer

getrokken

Question 18

Trekken
Hij [blank_start]trok[blank_end] zijn sokken uit.

Accepted Answer

trok

Question 19

Bedriegen
Ik heb jullie [blank_start]bedrogen[blank_end].

Accepted Answer

bedrogen

Question 20

Bedriegen
Hij is zo oneerlijk! Hij [blank_start]bedroog[blank_end] iedereen.

Accepted Answer

bedroog

Question 21

Blijven
Ze zijn uiteindelijk niet lang meer [blank_start]gebleven[blank_end].

Accepted Answer

gebleven

Question 22

Blijven
[blank_start]Bleef[blank_end] je nog lang gister?

Accepted Answer

Bleef

Question 23

Blijven
De kinderen [blank_start]bleven[blank_end] vorige week te lang op het schoolplein.

Accepted Answer

bleven

Question 24

Treffen
Zij [blank_start]trof[blank_end] haar vriendin in tranen aan.

Accepted Answer

trof

Question 25

Treffen
Hij heeft doel [blank_start]getroffen[blank_end].

Accepted Answer

getroffen

Question 26

Blinken
Het goud [blank_start]blonk[blank_end] in de zon.

Accepted Answer

blonk

Question 27

Blinken
Haar gouden tanden [blank_start]blonken[blank_end] schitterend.

Accepted Answer

blonken

Question 28

Schenden
De soldaten [blank_start]schonden[blank_end] de wapenstilstand.

Accepted Answer

schonden

Question 29

Trekken
Ze [blank_start]trokken[blank_end] allemaal hun eigen plan.

Accepted Answer

trokken

Question 30

Vragen
Je vader [blank_start]vroeg[blank_end] me nog om jou te bellen.

Accepted Answer

vroeg

Nächster

Sterke werkwoorden - verleden tijd en voltooide tijd - level 1

Beschreibung

ähnlicher Inhalt

	Erstellt von Meester Sangho vor fast 3 Jahre