Les 18 woorden

Pregunta	Respuesta
hebben, houden	habere
van plan	in animo habere
gaan	ire
die, dat	qui, quae, quod
uitnodigen	invitare
hij, zij, het, deze, dit, die, dat	is, ea, id
wanneer	quando
terugkeren, - gaan	redire
als niet, behalve, dan	nisi
eten	cenare
redding, welzijn	salus, - utis
recht, juis	rectus
gast, gastheer	hospes, hospesitis
oversteken	transire (transi)
verhinderen	prohobere
getal, aantal	numerus
groeien, toenemen	crescere (crevi)
vreemd, vreemde	alienus
rijk	imperium
nog niet	nondum
te gronde gaan, omkomen	perire (perii)
spreken over	disserere (disserui)
geen	nullus
staat, stad, stam	civitas -atis
over, aan de overkant van	trans (+acc)
zitplaats, zetel, stoel, woonplaats	sedes, sedis
onder	sub (+abl)
oever	ripa
oefenen, uitoefenen	exercere

Resumen del Recurso

	Creado por Aurely Hoekstra hace alrededor de 7 años