H1 ict, mensen en organisaties

Description

ERP-Implementation Flashcards on H1 ict, mensen en organisaties, created by Bram Grisel on 29/03/2018.
Bram Grisel
Flashcards by Bram Grisel, updated more than 1 year ago
Bram Grisel
Created by Bram Grisel about 6 years ago
31
0

Resource summary

Question Answer
3 soorten organisaties Pre-industriële organisaties Industriële organisaties postindustriële organisaties
Wat is een pre-industriële organisatie? Een ambachtelijk, kleinschalige organisatie die geen gebruik maakt van de industriële revolutie of informatierevolutie.
Wat is een industriële organisatie? Produceren op efficiënte en grootschalige wijze vaak met behulp van machines. Bestaan uit meerdere hiërarchische niveaus en hebben productieprocessen opgesplitst in functies en deelprocessen. Men neigt ernaar om de gehele keten van grondstof tot eindproduct te beheersen.
Wat is een postindustriële organisatie? Maken gebruik van elektronische verbindingen waardoor de locatie van werknemers, toeleveranciers en klanten minder van belang zijn. Flexibiliteit, innovatievermogen en customization zijn belangrijke prestatie-indicatoren.
Noem de 6 fasen in het gebruik van ICT in organisaties 1. Éen bedrijfsfunctie ondersteund 2. meerdere bedrijfsfuncties ondersteund 3. Informatiessytemen zijn gekoppeld 4. Innovatie van bedrijfsproessen 5. Interorganisatorische procesinnovatie 6. vervagende organisatiegrenzen en herdefinitie van de waardenketen
Wat is technologisch determinisme? Organisatie wordt gedwongen om nieuwe hardware en software te introduceren.
Wat is organisatorisch determinisme? Organisaties hebben de vrije wil om te kiezen tot invoering van nieuwe ICT.
Welke 3 fasen in het gebruik van ict in organisaties is kenbaar voor industrieel werkende organisaties? 1. Éen bedrijfsfunctie ondersteund 2. meerdere bedrijfsfuncties ondersteund 3. Informatiessytemen zijn gekoppeld (eerste drie)
Wat is strategisch deteminisme? Managers bepaalt keuzes met betrekking tot ICT
Wat is het interactieperspectief? Dit perspectief gaat ervan uit dat gebruik van ICT op vrij onvoorspelbare wijze voortkomt uit complexe sociale interacties. Gebruik van ICT wordt bepaald van druk van buitenaf (wensen van klanten, ontwikkelingen, concurrenten) en door opvattingen van binnenuit (strategie, vaardigheden, middelen) die in een complexe onderlinge wisselwerking tot een resultaat komen.
Noem 5 optimistische perspectieven op ICT en leg ze uit. 1. Efficiency, effectiviteit en innovatie (bedrijfsprocessen efficienter, snellere verwerking) 2. Openheid, beschikbaarheid en transparantie (Intranetten) 3. ICT verhoogd arbeidsstafisfactie (routinematig werk wordt gedaan door computers) 4. vermindert hiërarchische structuren (relevante informatie wordt makkelijker verspreid) 5. productiviteit verhogen
Noem 5 kritische perspectieven op ICT en leg ze uit 1. Inefficiency (downtime) 2. Overcommunicatie (irritant e-mail gedrag) 3. Afhankelijkheid (ict is ingebed in organisatie) 4. inflexibiliteit (structuren worden afgedwongen) 5. Controle (ICT leid tot controle v/h management)
Noem de drie gradaties van technochange (technology driven organizational change) en omschrijf deze. First-order technological change: Geen wijziging in de bedrijfsprocessen second-order technological change: Bedrijfsprocessen veranderen net als organisatiestructuur en taken en werkzaamheden Third-order technological change: continu veranderproces.
4 aspecten die veranderen bij technochange zijn: Bedrijfsprocessen Rollen van functies van medewerkers Cultuurkenmerken en machtsverhoudingen structuurelementen
Organisaties bestaan uit 4 interacterende kenmerken volgens Leavitt en later werden er nog 3 toegevoegd. Deze 7 elementen beschrijven de context van een technochangeproject. Welke allemaal? 1. Taken 2. technologieën/processen 3. mensen 4. structuren 1. Processen 2. Macht 3. Cultuur
Noem de 4 verschillende elementen (fits) van organisotirsche validiteit Gebruiker-systeemfit: systeem is gewenst door gebruikers Organisatiestructuur-systeemfit: Systeem past bij gekozen organisatiestructuur Machtsverdeling-systeemfit: Systeem behoud of versterkt de bestaande machtsverhouding Omgeving-systeemfit: Systeem ondersteunt of verbetert de bestaande relaties met omgevingspartijen.
Wanneer is er sprake van organisastorische invaliditeit? Als er een misfit tussen de kenmerken van een ict-systeem en die van de organisatie plaatsvindt.
Wat zijn de 5 opties bij organisatorische invaliditeit? 1. Verander de organisatie 2. Verander het systeem 3. Verander beide 4. Verander niets 5. Stop de implementatie
Wat is de uniformiteitsvisie? Het topmanagement bepaalt (soms in overleg) missie, strategie en doelen van de organisatie. De hiérarchische niveaus hieronder operationaliseren deze strategie. Participanten streven gezamenlijke organisatiedoelen na.
Wat is de pluriformiteitsvisie? Onderhandelen bij tegenstrijdige belangen zodat coalities vormen teneinde hun doelen te bereiken.
Tegen welke 3 assen worden stakeholders in de belangengroepentheorie afgezet? Macht: Groep heeft toegang tot middelen om een andere partij zijn wil op te leggen Legitimiteit: Groep heeft de formele positie om te beschikken over middelen. Urgentie: Wanneer een groep denkt dat het halen van doelen tijdskritisch is.
Welke 8 stakeholders levert de stakeholdertheorie op en welke kenmerken hebben deze? Slapend: Macht Discreet: Legitiem Vragend: Urgentie Dominant: Macht, Legitiem Gevaarlijk: Macht, Urgentie Afhankelijke: Legitiem, Urgentie Definitieve: Allen Non-stakeholders: Niets
Voglens welke visie werkt de veranderingsmanager en volgens welke werkt de technici? veranderingsmanager: Pluriformiteitsvisie Technici: Uniformiteitsvisie
Benoem de 5 belangrijkste methoden die bij het management van organisatieverandering een rol kunnen spelen en zeg welke strategieën hierbij genoemd worden 1. Communiceren en overtuigen 2. Participatie (normatief-re-educatief) 3. Faciliteren 4. Onderhandelen (empirisch-rationeel) 5. Macht, dwang en voorschrift (machts-dwang)
Welke 4 gradaties van verandering zijn er volgens Dunphy en Stace? 1. Afstemming 2. Geleidelijke aanpassing 3. Stapsgewijze transformatie 4. Bedrijfsbrede radicale transformatie
Welke 4 stijlen van veranderingsmanagement zijn er volgens Dunphy en Stace? 1. Dwingend 2. Directief 3. Raadplegend 4. Samenwerkend
Welke 4 contingentiebenaderingen zijn er volgens Dunphy en Stace? 1. Participatieve evolutie 2. Gedwongen evolutie 3. Charismatische transformatie 4. Dictatoriale transformatie
Show full summary Hide full summary

Similar

French Beginner
PatrickNoonan
German- Beginner
PatrickNoonan
GRE Test - Overview
SAT Prep Group
AS Psychology - Research Methods
kirstygribbin
GCSE Chemistry C1.1 - Fundamental Ideas in Chemistry
chancice.branscombe
GCSE AQA Chemistry - Unit 3
James Jolliffe
GCSE REVISION TIMETABLE
Sonia Christopher
Biology - B2 - AQA - GCSE - Exam Style Questions
Josh Anderson
exothermic and endothermic reactions
janey.efen
2PR101 1.test - 7. část
Nikola Truong
1PR101 2.test - Část 2.
Nikola Truong